De
homeopathie is de 18e eeuw "uitgevonden" door Samuel Hahnemann.
Hij ontdekte de beginselen van de
homeopathie nl. de specifieke betrekking tussen ziekte en geneesmiddel
die hij uitdrukte in de stelling "similia similibus curentur ( de
ziekte wordt door het haar gelijk - soortige geneesmiddel genezen)
Het
was bekent, dat arbeiders die zich in de kininefabrieken met het
fijnstampen van de chinabast bezig hielden, door eigenaardige koortsen
werden overvallen. Deze koortsen hadden een grote overeenkomst met een
malariakoortsaanval ; rillingen, droge hitte met hoofdpijn, gevolgd
door zweten. Hij legde verband tussen de symptomen van chinabast als hij
dit innam en de symptomen van malaria. Door steeds kleinere hoeveelheden
chinabast in te nemen testte hij de reactie ervan op zijn eigen lichaam
uit.
Dit
was voor Hahenemann het uitgangspunt voor verdere, uitgebreide en
telkens herhaalde proefnemingen met tal van andere geneeskrachtige
stoffen op zichzelf en anderen. Hij heeft zijn bevindingen
beschreven in het klassieke werk "Organon de Heilkunst" (1810)
Het
geniale van Hahnemann was dat hij het potentieren ontdekte, wat
betekent dat, als de patiënt het gepotentieerde geneesmiddel innam, hij
niet ziek werd van het geneesmiddel maar de ziekte bestreed met het
daaraan gelijkende geneesmiddel
Dit is eigenlijk
zeer beknopt de basis van de homeopathie.
In
de homeopathie ziet men, na de stofnaam een letter b.v. een D, een C of
een LM en hierna volgt een getal. Een voorbeeld is Aconitum D6. Wat
betekent dat nu...?
Aconitum
is de naam van een plant nl. de Monnikskap, D ( decimaal = X10 )
betekent de "verdunning" en de 6 betekent hoeveel keer dit
verdunt
is
Hetzelfde kunnen we nu zeggen van C ( centicimaal = X100 ) waarbij
het getal erachter aangeeft hoevaak dit is gebeurd.
Het
gaat nu te ver om aan te geven wat het verschil in werking is, maar wij
geven hierover graag uitleg of u kunt uw vraag aan uw homeopaat stellen.
Wilt u meer weten dan kunt u natuurlijk ook reageren op onze speciale
reactie site.